Voor min. 2 tot max. 5 dieren Bennett’s wallabies en soorten van gelijke grootte minimaal 200 m² weide, binnenverblijf 16 m². De kleinste soorten als de Tammar en Parma wallaby 150 m² weide en 10 m² binnen verblijf. Voor grotere soorten zoals Bergkangoeroe en Reuzenkangoeroes min. 2 tot max. 5 dieren 300 m² weide binnenverblijf van 20 m².
Zoals voor elk dier moeten zowel de binnen als buiten verblijven regelmatig worden schoongemaakt . De weide moet regelmatig zoveel mogelijk worden ontdaan van mest.
Geef de kangoeroes/ wallabies bij voorbaat een eigen wei zonder andere diersoorten. Waar de kangoeroes en wallabies apart lopen op een geschikt perceel in combinatie met de juiste voeding zijn maar zelden problemen.
Als vuistregel wordt gesteld dat een wei voor Bennettwallabies en soorten van gelijke grote, van min. 200 m2 ( liever meer) voldoende is voor het houden van een 2 tot max. 5 dieren.
Als omheining neemt men altijd harmonicagaas van 2,00 m hoog . Gebruik nooit schrik- en/ of prikkeldraad in de wei, dit zou men wel aan de buitenkant aan kunnen brengen om katten e.d. buiten te houden. Voor Parma en Tammar wallabies 1 meter hoog centimeter gaas tegen het harmonicagaas aan. Bedenk dat veel kangoeroe soorten juist onder het gaas door ontsnappen of bij openstaande poortjes. Over een afrastering springen bij 2 meter zal niet gebeuren. Het is dus zeker aan te raden het gaas een stukje in de grond te zetten. Zorg er altijd voor dat er minimaal aan twee zijden (nog beter 3) van het weitje niet giftige struiken of een schutting voorzien is om de dieren een veilig en geborgen gevoel te geven. Tevens is het nodig om voldoende schaduwrijke plaatsen te hebben b.v. d.m.v. bomen (geen naaldbomen) om de dieren in de zomermaanden schaduwschuilplaats te bieden. Bescherm de bomen om het afvreten van de bast te voorkomen.
Er moet een tochtvrije stal aanwezig zijn die de dieren beschermt tegen koude weersomstandigheden en vorst. Afmeting binnenverblijf 16 m2 voor Bennettwallabies en soorten van gelijke grootte. Ramen in het nachtverblijf gevaarlijk voor m.n. wallabie soorten. Bij grote paniek kunnen zij hier doorheen springen, ramen dus liever niet van glas en goed afschermen met gaas. Hooiruif, eten- en drinkbakken, dieren hebben behoefde aan vers drinkwater. Voor de wintermaanden een verwarmingslamp of kacheltje, liefst voorzien van thermostaat. Zorg ervoor dat water niet kan bevriezen maak evt. gebruik van speciale warmte-elementen. Het is algemeen bekent dat m.n. Bennett’s goed winterhard zijn, toch wil dit nog niet zeggen dat dit een ideale situatie is. Onder goede gezonde omstandigheden zullen zij het prima redden, maar dan is het wel noodzakelijk om de voeding en huisvesting in orde te hebben.
Bedenk dat deze dieren alleen goed gedijen bij rust en geborgenheid en dus niet thuis horen in voor-/ achtertuintjes en zeker niet binnen de bebouwde kom!
Gebruik nooit stro of zaagsel (van dennenhout ) als bodembedekker.
*In oude vakboeken leest men vaak dat kangoeroes sterven aan kaakaandoeningen van mondslijmvlies en keel. Dat is vooral het geval als men de dieren stro en de van kafnaalden voorziene aren van onze graansoorten geeft. Ze bezeren de mondslijmvliezen, hetgeen gemakkelijk leidt tot infecties. Sinds men dit weet en een veelzijdiger en verstandiger gekozen voedsel geeft, vooral zacht hooi en luzerne, komen dergelijke sterfgevallen vrijwel niet meer voor.*
Zaagsel bevat zo veel schadelijke stoffen dat het totaal ongeschikt is als bodembedekker voor knagers, parkdieren en dierentuinbewoners. Maar ook hun verzorgers lopen gezondheidsrisico. Zo eten paarden en ezels in wisselende hoeveelheden zaagsel / houtsnippers en de schadelijk werking van abietinezuur op paarden staat ter discussie. Zaagsel (houtsnippers, houtkrullen) wordt in Europa grotendeels gemaakt van naaldbomenhout (sparren en dennen) dat vele giftige stoffen bevat, waaronder de kankerverwekkende aromatische koolwaterstoffen (fenolen) en abietinezuur. Het intensieve contact van knaagdieren en konijnen met hun bodembedekker heeft grote gevolgen voor hun gezondheid en welzijn. Diverse typen zaagsel (houtsnippers, houtkrullen) die in Nederland worden gebruikt en in de winkel liggen zijn recentelijk (2005 ) onderzocht op de concentratie van abietinezuur in Wageningen en de resultaten waren ronduit schokkend . Al het onderzochte zaagsel was afkomstig van naaldbomen, sparren en dennen, en bevatte wisselende, maar substantiële concentraties van het abietinezuur. Deze schadelijke stof geeft kans op leverfunctiestoornissen en leverziekten, klachten aan de luchtwegen (pneumonie) en vergroot de kans op kanker voor dieren die op dit zaagsel leven.
‘Gedorst hooi’ is een wel een goede bodembedekker. Inmiddels gebruik ik het gedorste hooi al enige tijd en dit bevalt mij prima. Gedorst hooi is gras waar het zaad van gewonnen wordt en de stengels als restmateriaal overblijft. De grasstengels blijven lange tijd op het land liggen. Voedingsstoffen gaan verloren en het bevat kraak nog smaak. Het verwerkingsproces zorgt ervoor dat het gedorste hooi een hoge droge stof gehalte krijgt. Deze eigenschap maakt het mogelijk om goed vocht op te nemen. Conclusie enerzijds neemt het goed vocht op anderzijds is het niet smakelijk voor de dieren. Los van het feit dat het niet smakelijk is bevat het ook geen giftige of andere schadelijke stoffen.
Het is dus geenszins gevaarlijk tevens is het een zacht materiaal en het ligt warm voor de dieren. Gedorst hooi wordt fijn gehakseld en tot grote balen verwerkt.