Bennett wallabie (© Helma van Dijk)

Bennett wallabie (© Helma van Dijk)

 

Het kangoeroe mannetje wordt ‘Boomer’ genoemd, het vrouwtje noemt men een ‘Flyer’. Bij Wallaby’s noemt men het mannetje ‘Buck’ of ‘Boomer’, het vrouwtje noemt men ‘Doe’ of ‘Jill’. De baby’s en de jonge dieren worden als ‘Joey’ aangeduid.

Kangoeroes zijn buideldieren of Marsupialia, behorend tot het geslacht Macropodidae. Alle leden van dit geslacht, of het nu kangoeroeratten van 25 cm. of reuzenkangoeroes van ruim 1.80 m zijn, hebben twee dingen gemeen: het zijn planteneters en zij hebben sterk verlengde achterpoten. De geslachtsnaam Macropodidae en de soortnaam Macropus zijn dan ook afgeleid uit het Grieks en betekenen ‘grote voet ’. De grote kangoeroesoorten zijn dagdieren, de kleine zijn veelal ’s nachts actief.

Kangoeroes maken knorrende, hoestende en zuigende geluiden- zij hebben namelijk geen stem. Maar de geluiden die zij wel maken, zijn merkwaardig expressief het hoesten van twee elkaar uitdagende mannen bij voorbeeld klinkt angstaanjagend, de zuiggeluiden die het mannetje maakt tegen zijn uitverkorene, schijnen haar te vermurwen en klinken zelfs voor een mens geruststellend.

Er is een geluid dat mensen die kangoeroes hebben gadegeslagen goed kennen. Dat is het gestamp van de achterpoten van de dieren voor zij verschrikt wegspringen.

Een roedel kangoeroes is eigenlijk een combinatie van enkele families. De dieren zijn altijd her en der verspreid en blijven niet bij elkaar zoals koeien of schapen. Als kangoeroes door paniek op de vlucht slaan, stuiven zij alle kanten uit en dan is het ieder voor zich en God voor ons allen. ‘s Nachts worden er geen roedels gevormd, alleen groepjes van twee of drie op grote afstand van elkaar. Veel dieren grazen in hun eentje. Maar bij zonsopgang komen zij allemaal bij elkaar, en dan blijven zij verder de hele dag bij elkaar.

Er bestaat een sterke familieband. Zo zal een moeder haar hele leven een band houden met haar dochters.

Moeders, dochters als ook  oma’s en tantes zullen elkaars jongen verzorgen en ook laten drinken, zelfs eventueel (tijdelijk) in de buidel nemen. Mannetjes en vrouwtjes vormen van nature een band voor het leven. Wel kan een mannetje meerdere vrouwtjes hebben. Bij de grote soorten kangoeroes is de  gezinsband erg belangrijk bij het opvoeden van de jongste dieren. Hierbij helpen niet alleen de moeder maar ook de vader alsook het oudere broertje of zusje bij het beschermen en opvoeden.

Kangoeroes kunnen vorst en zomerse temperaturen van 30 graden goed verdragen. Hun wintervacht is dik en wollig, in de zomer is hun pels dun en zijn de haren kort. Desondanks hebben zij wel last van de hitte.

De meeste dieren vinden, wanneer het erg heet is, verkoeling door te gaan transpireren of hijgen. Door de verdamping van het zweet of het speeksel raken zij hun warmte kwijt. Maar kangoeroes doen geen van beide. Zij passen een derde methode toe om hun lichaamstemperatuur te laten dalen: zij likken hun voorpoten, het speeksel verdampt en zo vinden zij wat verkoeling.

Zij likken ook hun voorpoten als zij erg zenuwachtig zijn en een groot gevaar voelen. Deze nerveuze handeling schijnt geen verband te houden met het likken om af te koelen, maar een soort uitlaat voor spanningen te zijn.

Kangoeroes zijn geen herkauwers, maar geven het voedsel uit de maag op als een groene zure substantie, om het dan meteen weer door te slikken. De bedoeling van deze handeling is bepaalde bacteriën niet via de darmen met de mest te laten verdwijnen, maar weer vooraan in de maag te brengen. Deze bacteriën helpen het voedsel te verteren.